Title
Waarom maken we dt-fouten en waarom ergeren we ons daar zo aan?
*noot: schouderklopje voor wie de dt-fout in deze tekst vindt.
Iedereen maakt weleens een dt-fout. Ook wie beweert er nooit te schrijven. Toch nagelen we een dt-zondaar maar al te graag zonder mededogen aan de schandpaal. Waarom? Omdat de dt-regels zo helder zijn. Het lijkt dus een mysterie: waarom o waarom zondigen we dan tóch met zijn allen tegen die regels?
Goed nieuws. Wetenschappers hebben onderzocht hoe dat komt. Wat blijkt? Het heeft allemaal te maken met ons woordgeheugen. Want onze hersenen slaan niet alleen spellingsregels op, ze bevatten ook een gigantisch woordgeheugen. Dat woordgeheugen bevat woorden zoals ze in het woordenboek worden opgenomen, maar ook vaak voorkomende vormen van woorden, zoals bijvoorbeeld 'herhaal', 'herhaald' en 'herhaalt'.
Bij weinig tijd, zoals bijvoorbeeld tijdens een chatsessie, roept het woordgeheugen de vaak voorkomende werkwoordvormen sneller op dan dat het werkgeheugen de spellingregels kan oproepen die van toepassing zijn. Het werkgeheugen is hier heel belangrijk: hoe méér dat belast wordt, hoe minder capaciteit er overblijft om de spellingregels toe te passen. En dat resulteert in dt-fouten. Mensen maken ook meer dt-fouten in zinnen waar het onderwerp en de werkwoordvorm met –t, -d of –dt niet naast elkaar staan, zoals in lange complexe zinnen als 'Ik vind het een tikkeltje beschamend dat ik ook jaren na dat voorval in de middelbare school nog steeds verdrietig wordt bij de herinnering'. Hoe verder het onderwerp verwijderd is van het werkwoord, hoe tijdrovender het zoekproces in het werkgeheugen naar het onderwerp én hoe meer kans dat het woordgeheugen de dominante, maar niet-correcte vorm 'wordt' suggereert.
Onze natuurlijke neiging om onder tijdsdruk de frequentste vorm te schrijven, leidt trouwens vaker niet dan wel tot dt-fouten. We moeten immers per definitie vaker de meest voorkomende vorm opschrijven. Alleen: tot een foutloos dt-parcours leidt die reflex niet en dat wordt wél van tekstschrijvers verlangt. Jeroen Olyslaeghers en Griet Op de Beeck vervoegen in hun recentste roman allebei werkwoorden in de verleden tijd in combinatie met de spreektalige persoonsvorm 'gij'. Zulke vervoegingen krijgen volgens de spellingregels een 't' als uitgang. Waarom voelt dat zo fout aan? Omdat het spreektaal is, en we zijn niet gewoon die geschreven te zien. We hebben dit soort vervoegingen met andere woorden niet opgeslagen in ons woordgeheugen en kiezen daarom spontaan voor de dominante, maar niet-correcte vorm zonder 't' als uitgang.
Tekst: Katelijne De Man, gebaseerd op het thema 'Als u dit leest, word u boos!' (Fieke Van der Gucht) in Atlas van de Nederlandse taal & gebaseerd op inzichten van een uitgebreid onderzoek dat werd uitgevoerd door psycholinguïst Dominiek Sandra en zijn onderzoeksgroep aan de Universiteit Antwerpen.