Title

Conclusies van de Taalunie bij de nieuwe onderzoeksresultaten

Net zoals na de nulmeting voor Nederland en België in 2016 kunnen we na de eerste herhaling van het onderzoek in Nederland en België en de nulmeting voor Suriname in 2018 vaststellen dat het in het algemeen goed gaat met het Nederlands. In Nederland en Vlaanderen blijft het de dominante taal in het sociaal verkeer, zowel in de naaste omgeving als buitenshuis, en in Suriname blijkt het ook in alle sociale situaties op de eerste plaats te komen, al dan niet aangevuld met Sranantongo.

Dat er in Friesland meer ook en altijd Fries wordt gerapporteerd en minder uitsluitend Nederlands, is goed nieuws voor het Fries en een bevestiging van de tweetaligheid van de provincie. Het is voor het Fries veelbelovend dat met name jonge mensen voor de taal kiezen en dit ook op sociale media blijken te doen: de toename van het Fries lijkt daar met name ten koste te gaan van het Engels.

Opvallend is dat het Engels zich ook in Nederland en Vlaanderen niet doorzet op sociale media. Integendeel, het gebruik neemt lichtjes af, in zowel Nederland als Vlaanderen. In Suriname komt het Engels op sociale media voor het Sranantongo, maar ook hier blijft het ver achter het Nederlands. In Brussel stijgt het gebruik van Engels naast Nederlands op sociale media wel door en lijkt in het echte leven een nieuwe drietaligheid te ontstaan, met Frans als basis en Nederlands en Engels erbij.

Dat met dit onderzoek ook de kennis van de dialecten is gemeten en in Nederland het gebruik van erkende regionale talen zoals het Limburgs en Nedersaksisch nader is bekeken, is eveneens een goede zaak. Een sterk streektaalgebruik is niet alleen verrijkend voor het Nederlands zelf, maar draagt ook bij aan de vitaliteit van de Nederlandse taalfamilie als geheel in een veeltalige wereld.

In Suriname neemt het Nederlands op het werk een zo mogelijk nog dominantere positie in dan in Nederland en Vlaanderen en hiervan lijkt men zich in Suriname ook bijzonder bewust. Nederlands wordt door studenten expliciet belangrijk gevonden voor hun latere carrières en jonge ouders vinden het belangrijk om het door te geven aan hun kinderen. Tegelijkertijd vinden de Surinamers (helemaal) niet dat kennis van het Nederlands een voorwaarde moet zijn om een job te kunnen krijgen.

Op sociale media, voor hun online nieuwsgaring en in hun cultuurbeleving maken Surinamers net als Nederlanders en Belgen vaker gebruik van Engels naast Nederlands. Op de Surinaamse televisie worden bij films in het Engels of het Hindi geen Nederlandstalige ondertitels aangeboden, maar boeken lezen Surinamers bijvoorbeeld wel nog steeds het meest in het Nederlands.

Tot slot blijft het gebruik van Nederlands in het hoger onderwijs en de wetenschapswereld een punt van zorg. Aan de Nederlandse universiteiten blijkt het gebruik van Engels nog toegenomen. In de wetenschapswereld blijkt het Nederlands nog wel een rol te spelen, maar meer in Antwerpen en Paramaribo dan in Utrecht en meer bij Geschiedenis dan bij Wiskunde. Als we het Nederlands als volwaardige taal willen behouden, dan moet het binnen alle vakgebieden blijvend worden gebruikt. En naast Nederlands kan niet alleen naar Engels worden gegrepen, maar naar vele andere talen.

Dat er in het hoger onderwijs en de wetenschapswereld enkel nog plaats lijkt te zijn voor het Engels als internationale taal, stemt niet alleen voor het Nederlands, maar ook voor alle andere talen tot nadenken. Naast het Engels kan er ook in andere talen worden geïnternationaliseerd, niet alleen in het Nederlands, maar ook in het Frans, Duits en Italiaans bijvoorbeeld. Zo zouden er meer meertalige programma’s kunnen worden opgezet om meer alternatieven te bieden voor alleen maar Engels.

 

Algemeen Secretariaat van de Taalunie, september 2019